Topic: publicatie

Drieluik participatie en psychische klachten: deel 3

Last but not Least; de niet-durvers: Zorgen of participeren?

In participatie-land wordt vaak gesproken over niet-kunners versus niet-willers. Niet-kunners hebben structurele beperkingen waardoor ze ook beschermde werkvormen nodig hebben. Niet-willers gaan vaak de strijd aan met hun omgeving. Jobcoaches en consulenten herkennen beide groepen vrij snel en passen hier hun begeleiding meer of minder op aan.
Eén groep uitkeringsgerechtigden wordt echter minder makkelijk herkend; de niet-durvers. In DSM-5 termen zijn dit vaak mensen met cluster C persoonlijkheidskenmerken; mensen die onopvallend door het leven gaan en gericht zijn op het welzijn van de ander. Hierdoor durven ze vaak geen grenzen te stellen of op andere manieren richting aan hun leven te geven.
Van binnen spelen bij deze mensen allerlei angsten mee, zoals de angst om de ander tot last te zijn of de angst om te falen. Deze mensen zijn goed in staat om zich aan te passen en zorg voor anderen te dragen en lijken daardoor het minste problemen met participatie te hebben.

Cluster C en mantelzorg

Dit is echter verraderlijk: enkele weken geleden verscheen in het nieuws al een verontrustend bericht; bij mantelzorgers is de laatste jaren het langdurig werkverzuim explosief gestegen (http://arbo-online.nl/meer-verzuim-door-mantelzorg). Langdurig verzuim wijst meestal op verzuim wegens psychische klachten en ik vermoed dat met name cluster C-ers hieronder vallen.
De professionele zorg trekt zich terug en laat een gapend gat achter. Hoewel natuurlijk niet iedere mantelzorger onder cluster C valt, zie ik in de praktijk dat cluster C-ers met hun zorg-voelsprieten als eersten in dit gat springen. Zorgen ze echter voor hun zieke ouders, kinderen of buren, dan gaat dit ten koste van de werkgever. Doen ze hun werk goed, gaat dit ten koste van de mantelzorgtaken. Je kan nooit iedereen tevreden stellen. Dit geeft kortsluiting in het brein van een cluster-C-er, met overspanning of burn-out als gevolg.

De oplossing?
Wat nu? Massaal aanmelden bij de psycholoog? Misschien een speciaal DBC voor overspannen mantelzorgers ontwikkelen? Zorg voor de zorgzame burgers. Op deze manier houden we mooi de zorgstaat in stand. Lijkt me niet de bedoeling van de participatie-beweging.
Willen we cluster C-ers helpen participeren, zullen we hen moeten helpen om begrensde zorg te leveren en vooral collega’s familie en buren te stimuleren die uit zichzelf niet geneigd zijn te mantelzorgen. Signaleren en delegeren. Op deze manier komen cluster C-ers uit hun zorg-rol en helpen ze de medeburgers beter te participeren. De praktijk leert dat cluster C-ers dit vaak wel willen, ook wel kunnen, maar een extra zetje in de rug nodig hebben om het ook te durven.

Juni 2015

Albert-Jan Vink, GZ-psycholoog en Trainer bij Psyche@work


Drieluik participatie en psychische klachten: deel 2

Van eenrichtingsverkeer naar wederzijdse beïnvloeding; Niet kunners of niet-willers?

In de participatiewet worden verschillende groepen samengevoegd. Wajongeren, SW-ers en WWB-ers. Dit is een bont gezelschap bestaande uit mensen met zeer verschillende achtergronden. In de vorige column gingen we dieper in op het hoe en waarom van mensen met cluster A en Autisme Spectrum Stoornissen. Nu komt een totaal andere groep aan de orde; “de niet-willers”.
Deze term wordt in uitkeringenland officieus gebruikt voor mensen die wel kunnen, maar niet willen werken; degenen die vinden dat ze recht hebben op een uitkering, maar zich tegoed voelen voor laaggeschoold en eenvoudig werk en vaak naast hun uitkering inkomsten hebben die niet officieel vermeld worden.
Vanuit Den Haag wordt deze groep steeds strenger aangepakt. Een duidelijk voorbeeld hierbij zijn de “Work-First” trajecten, waarbij WWB-ers als tegenprestatie voor hun uitkering verplicht worden gesteld laaggeschoolde arbeid te verrichten. Het is echter de vraag of deze mensen echt niet willen werken, of dat er iets anders aan de hand is.

Wat zegt de psychologie hierover? Wie in de DSM-5 gaat bladeren om dit gedrag te begrijpen, komt terecht bij de cluster B persoonlijkheidsstoornissen, in het bijzonder bij antisociale persoonlijkheidsstoornis met als eerste criterium; “een onvermogen om zich te conformeren aan de sociale norm”. De term “onvermogen” geeft al aan dat het niet alleen een kwestie is van niet willen; we hebben het hier over diepgewortelde patronen van mensen die een fors wantrouwen hebben ten opzichte van ouders, bazen, ministers en andere autoriteitsfiguren in het leven.
Dit is op zich begrijpelijk, wie de levensgeschiedenis van mensen met cluster B problematiek bekijkt, komt vaak misbruik tegen door opvoeders die meer met eigenbelang dat met het belang van hun kinderen bezig waren. Niet verwonderlijk dat deze mensen graag zelf bepalen of ze wel of niet werken en het liefst eigen baas worden.

Niet willen betekent dus vooral het “zelf regie willen houden”. Je conformeren aan de sociale norm en je arbeidsplicht vervullen voelt voor deze mensen als capitulatie aan het (oude gezins-) systeem.

Is participatie dus onmogelijk voor deze groep? Nee. De ervaring leert dat veel van deze beschadigde mensen ten diepste hunkeren naar erkenning en bereid zijn hard te werken wanneer een baas hen vertrouwen geeft en duidelijke kaders biedt. Deze baas moet er wel tegen kunnen om regelmatig getest te worden op emotionele stevigheid, betrouwbaarheid en integriteit. Welke werkgever durft deze uitdaging aan?

Maart 2015

Albert-Jan Vink; GZ psycholoog en trainer bij Psyche@work


Drieluik Participatie en psychische klachten; deel 1

De Participatiewet; van eenrichtingsverkeer naar wederzijdse beïnvloeding

Vanaf 2015 hebben we een nieuwe wet: de Participatiewet. Bekend gedachtegoed in een nieuw jasje; Iedereen doet mee, of je nu wil of niet. Volgens de cijfers (1) participeert de gemiddelde Nederlandse burger eigenlijk al heel behoorlijk, vaak middels vrijwilligerswerk of mantelzorg. We blijken bereid om in actie te komen en gaan van nature ook niet snel achter de geraniums zitten. Het je laten verzorgen is niet populair, en je wordt er ook niet oud door. Blijf in beweging en doe mee. Dit vinden wij in Nederland gezond en wenselijk.
Tot zover is er eigenlijk niets spannends aan de hand; participeren past bij ons en we worden gestimuleerd om dit nog beter te doen. Welke burgers gaan echter buiten de participatieboot vallen? Waarom doen ze dat? Nog belangrijker: hoe erg is dat?
Laten we eens kijken wat de huidige GGZ hierover zegt. Volgens de richtlijnen van de DSM-5 zijn er in ieder geval 2 groepen mensen die van nature niet makkelijk en graag participeren; de mensen die vallen onder de cluster A persoonlijkheidsstoornissen en de mensen die last hebben van een Autisme Spectrum Stoornis ( ASS).
Typerend voor deze mensen is ambivalentie die ze verwoorden ten opzichte van de sociale druk die door de omgeving wordt uitgeoefend; ze willen er meestal wel bij horen , maar voelen zich anders. Zich openstellen voor anderen en zich aanpassen aan de omgeving kost hen zoveel energie dat ze zich regelmatig moeten terugtrekken om het hoofd boven water te houden (laat me met rust). Hieraan ten grondslag ligt een authentieke, vaak kwetsbare, belevingswereld, waar zaken net iets anders zijn geordend dan gemiddeld.
Als je de tijd en rust neemt om goed naar deze mensen te luisteren, valt op dat ze op hun eigen manier veel mensenkennis en originele zienswijzen hebben. Juist door het “anders zijn” kunnen ze ons wijzen op blinde vlekken of onechtheid. Autisten zijn bijvoorbeeld niet in staat om te manipuleren en zullen je precies vertellen hoe ze ergens over denken, zonder hierbij sociaal wenselijke antwoorden te geven.
Laten we in onze ijver om deze mensen te helpen participeren niet vergeten dat zij ons kunnen leren om authentiek en origineel in het leven te blijven staan. Als dat lukt kunnen we spreken van een wederzijdse geslaagde participatie.

Januari 2015

Albert-Jan Vink, GZ psycholoog en trainer bij Psyche@Work